Directiestatuut van de stichting Omroep Zeeland

Artikel 1 — Grondslag

In artikel 5, vijfde lid van de statuten van de Stichting Omroep Zeeland (hierna: "de Stichting") is bepaald dat de taakomschrijving, werkwijze en besluitvorming van de Directie van de Stichting worden vastgelegd in een Directiestatuut dat door de Raad van Toezicht van de Stichting (hierna: "de Raad van Toezicht") wordt vastgesteld.

Toelichting:

Anders dan de statuten van de Stichting, die externe werking hebben en openbaar toegankelijk zijn, bijvoorbeeld in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, is dit Directiestatuut met name opgesteld ten behoeve van de interne bedrijfsvoering van de Stichting, in het bijzonder om de taken en bevoegdheden van diverse organen en personen binnen de Stichting zo helder mogelijk te beschrijven en af te bakenen ten opzichte van elkaar.

Artikel 2 — Samenstelling en kerntaak Directie

  • De Stichting heeft een Directeur-Bestuurder die het bestuur van de Stichting vormt in de zin van de wet (hierna: "de Directeur"). De Directie van de Stichting (hierna: "de Directie") bestaat uit de Directeur en de Hoofdredacteur (hierna: "de Hoofdredacteur").
  • De Directeur wordt benoemd door de Raad van Toezicht. De Hoofdredacteur wordt benoemd door de Directeur. De Directeur is eindverantwoordelijk binnen de Directie.
  • De taken en bevoegdheden van de Directeur zijn die welke in de wet, de statuten en in dit statuut als zodanig worden benoemd.
  • Bij de beleidsvorming en uitvoering van haar Directietaken houdt de Directie oog op het belang van de organisatie van de Stichting in relatie tot de maatschappelijke functie van de Stichting en maakt zij een zorgvuldige en evenwichtige afweging van de belangen van allen die bij de Stichting betrokken zijn. Daarnaast dient de uitvoering van het beleid van de Directie te stroken met de vastgestelde en goedgekeurde beleidsplannen en beleidsuitgangspunten.

Toelichtinq:

De wettelijke term voor de Directie van een rechtspersoon, zoals een stichting, is "bestuur". De Directeur van de Stichting Omroep Zeeland moet dan ook als Bestuurder in de zin van de wet worden beschouwd. Nu de Hoofdredacteur van de Stichting niet als Bestuurder in de zin van de wet moet worden beschouwd en ook niet als zodanig statutair benoemd is, is het van belang onderscheid te maken tussen enerzijds de Directie (dat is de Directeur tezamen met de Hoofdredacteur) en anderzijds het bestuur van de Stichting (dat is enkel de Directeur). Terzijde moet worden gewezen op het feit dat iemand die niet formeel als Bestuurder c.q. Directeur is aangesteld, onder omstandigheden toch kan worden gekwalificeerd als (feitelijk) Bestuurder, namelijk wanneer hij het beleid van de rechtspersoon heeft bepaald of mede heeft bepaald als ware hij Bestuurder.

Artikel 3 — Mandaat

Waar de uitvoering van de mediawetgeving en daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten zijn opgedragen aan de Directeur, is de Directeur bevoegd mandaat te verlenen aan een of meer nader aan te wijzen medewerkers in dienst van de Stichting.

Artikel 4 — Directeur

De volgende taken en bevoegdheden zijn voorbehouden aan de Directeur, zonder dat instemming of raadpleging van de Raad van Toezicht vereist is:

  • het als eindverantwoordelijk functionaris geven van leiding aan de organisatie van de Stichting, met inachtneming van de toepasselijke wet- en regelgeving, de statuten van de Stichting en alle overige krachtens de statuten vastgestelde regelingen, alsmede door de Raad van Toezicht en de Regionale Mediaraad van de Stichting (hierna: "de Regionale Mediaraad t') vastgestelde beleidsnota's en de door de Raad van Toezicht goedgekeurde begroting; 
  • het doen van voorstellen aan de Raad van Toezicht inzake de hoofdlijnen van de inrichting van de organisatie;
  • het opstellen van de functieomschrijving van de Hoofdredacteur, alsmede het vaststellen van de functieomschrijvingen van de werknemers van de Stichting, behalve van de Directeur zelf, een en ander met inachtneming van de CAO voor het omroeppersoneel;
  • het voorbereiden en uitvoeren van besluiten van de Raad van Toezicht;
  • het in overleg met de voorzitter van de Raad van Toezicht voorbereiden van de vergaderingen van de Raad van Toezicht, waarbij besluiten van de Directie die ingevolge de statuten van de Stichting de goedkeuring van de Raad van Toezicht behoeven schriftelijk en met redenen omkleed worden geagendeerd;
  • het doen van uitgaven binnen het raamwerk van de goedgekeurde begroting, met inbegrip van maar niet beperkt tot uitgaven ten behoeve van het onderhoud van gebouwen, installaties en inventaris;
  • bij uitgaven die vallen buiten het kader van de vastgestelde begroting: het nemen van besluiten inzake overschrijdingen van hoofdbegrotingsposten tot een maximum per begrotingsjaar van 2,5% van de som der bedrijfslasten op de begroting, met de verplichting de Raad van Toezicht hierover te informeren op zijn eerstvolgende vergadering;
  • het doen van uitgaven aan niet voorziene investeringen tot een maximum van 12,5% van de boekwaarde van de materiele vaste activa aan het begin van het boekjaar, welke uitgaven achteraf beargumenteerd ter kennis worden gebracht aan de Raad van Toezicht;
  • het vaststellen van de salariëring en honorering van werknemers van de Stichting, met uitzondering van de salariëring en honorering van de Directeur zelf; het berispen, op non-actief stellen en schorsen van werknemers van de Stichting, met inachtneming van de CAO voor het omroeppersoneel;
  • het opstellen van de risicobereidheid, verbonden aan de strategie en de activiteiten van de stichting, waarna deze wordt vastgesteld door de Raad van Toezicht;
  • zorgdragen voor het bestaan, de inrichting en adequate werking van het interne risicomanagement- en controlesysteem, inclusief de periodieke toetsing van de effectiviteit van het systeem; l , de naleving van de geldende wet- en regelgeving en zorgdragen voor een cultuur die is gericht op het vervullen van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving;
  • het treffen van adequate interne beheersingsmaatregelen gericht op de naleving van de geldende wet- en regelgeving, inclusief de periodieke toetsing van de effectiviteit van deze maatregelen. Onderdeel daarvan is de inrichting en adequate werking van een regeling voor het melden van (vermoedens van) misstanden en onregelmatigheden die een risico (kunnen) vormen voor de naleving van de geldende wet- en regelgeving binnen en door de organisatie;
  • een rechtmatige besteding van alle middelen;
  • het vastleggen van de wijze waarop wordt omgegaan met belangenverstrengeling;
  • een adequate jaarlijkse externe verslaggeving, voorzien van een controle-verklaring door een externe accountant,
  • de Directeur draagt zorg voor het samenstellen van de begroting en de exploitatierekening van de Stichting, een en ander met toelichting en een jaarverslag omtrent de zaken van de Stichting en het gevoerde bestuur gedurende het afgelopen boekjaar. De Directeur legt de stukken ter goedkeuring voor aan de Raad van Toezicht, met inachtneming van de ter zake in de statuten en de wet gegeven termijnen en van de bevoegdheden van de Ondernemingsraad respectievelijk de Redactieraad van de Stichting (hierna: "de Redactieraad");
  • de Directeur draagt er zorg voor dat de in lid 1 genoemde bescheiden zeven jaar lang worden bewaard.
  • het deelnemen aan de vergaderingen van de Regionale Mediaraad en de Raad van Toezicht, waarbij de Directeur zich - in overleg met de voorzitter van de Raad van Toezicht - kan laten bijstaan door een interne of externe materiedeskundige.

Artikel 5 — Hoofdredacteur

De volgende taken en bevoegdheden zijn voorbehouden aan de Hoofdredacteur:

  • het in overleg met de Directeur doen van voorstellen aan de Regionale Mediaraad inzake de hoofdlijnen van het omroepprogrammabeleid;
  • het handhaven van de uitgangspunten van het omroepprogrammabeleid alsmede de programmatische beginselen en de programmatische doelstellingen van de Stichting;
  • het als eindverantwoordelijk functionaris zorgdragen voor uitvoering van het omroepprogrammabeleid wat vorm en inhoud betreft, met inachtneming van de toepasselijke wet- en regelgeving, de statuten van de Stichting, het Redactiestatuut en het reglement van de Regionale Mediaraad, en alle overige krachtens de statuten vastgestelde regelingen, alsmede door de Raad van Toezicht en de Regionale Mediaraad vastgestelde beleidsnota's en de door de Raad van Toezicht vastgestelde begroting;
  • het geven van dagelijkse leiding aan de Redactie van de eigen media van de Stichting, te weten radio, televisie en internet, alsmede andere media(kanalen);
  • het doen van uitgaven binnen het raamwerk van de goedgekeurde begroting van tot de Redactie behorende afdelingen;
  • het in overleg met de Directeur voorbereiden van vergaderingen en besluitvorming van de Raad van Toezicht en de Regionale Mediaraad, met name die agendapunten die het programmabeleid betreffen;
  • het optreden als voorzitter van het overleg met de Redactieraad;
  • het deelnemen aan de vergaderingen van de Raad van Toezicht en de Regionale Mediaraad, waarbij de Hoofdredacteur zich tezamen met de Directeur - in overleg met de voorzitter van de Raad van Toezicht - kan laten bijstaan door een interne of externe materiedeskundige.

Artikel 6 — Afstemming Directeur en Hoofdredacteur

  • In alle gevallen waarin de Directeur weet of behoort te weten dat zijn beslissingen ten aanzien van de algemene bedrijfsvoering rechtstreeks of zijdelings wezenlijke invloed kunnen hebben op het redactionele beleid, pleegt hij tijdig voorafgaand overleg met de Hoofdredacteur. Indien de Directeur en de Hoofdredacteur geen overeenstemming bereiken over (de gevolgen of invloed van) een zodanige beslissing, heeft de Directeur een doorslaggevende stem.
  • Beslissingen ten aanzien van het redactionele beleid die wezenlijke invloed kunnen hebben op de bedrijfsvoering van de Stichting, kan de Hoofdredacteur slechts nemen met instemming van de Directeur.
  • Aanstelling van medewerkers van redactionele afdelingen geschiedt door de Directeur uitsluitend op voordracht van de Hoofdredacteur.
  • Ontslag van medewerkers van redactionele afdelingen geschiedt door de Directeur uitsluitend na overleg met de Hoofdredacteur, met dien verstande dat de Directeur beslist.
  • Wijziging in salariëring respectievelijk honorering van medewerkers van redactionele afdelingen, de toepassing van de CAO voor het omroeppersoneel en de vergoedingen worden door de Directeur na overleg met de Hoofdredacteur geregeld, met dien verstande dat de Directeur beslist.
  • ingrijpende wijzigingen in de huisvestingssituatie van de Stichting;
  • ingrijpende wijzigingen in de technische, logistieke of materiële faciliteiten die in de werksituatie ter beschikking staan van de Redactie;
  • ingrijpende wijzigingen in het beschikbare Redactiebudget;
  • ingrijpende wijzigingen in de (omvang/organisatie van de) redactionele formatie;
  • reclame- en promotiecampagnes voor de Stichting zelf waarbij redactionele inhoud of redactionele medewerkers worden betrokken;
  • verkoop aan derden van door de Redactie vervaardigde (onderdelen van) programma's;
  • het aangaan van samenwerkingsverbanden.

Artikel 7 — Regeling geschillen

  • Zowel de Directeur als de Hoofdredacteur kan zich met een verzoek tot bemiddeling tot de voorzitter wenden.
  • Wanneer het verschil van mening blijft bestaan, heeft de Hoofdredacteur evenals de Directeur het recht gehoord te worden door de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht, zal binnen 14 dagen nadat hij de Directeur en de Hoofdredacteur heeft gehoord zijn conclusies schriftelijk weergeven.
  • De Directeur en de Hoofdredacteur dienen zich aan deze conclusies te conformeren.

Artikel 8 — Overleg van de Directie

  • De Directeur voert wekelijks overleg met de Hoofdredacteur in het Directieoverleg, de vakantieperioden uitgezonderd.

Artikel 9 — Informeren van de Raad van Toezicht secretariaat en archief

  • Voor zover zij daarover beschikt, behoort te beschikken of redelijkerwijs kan beschikken, is de Directie gehouden tijdig al die informatie te verstrekken aan de Raad van Toezicht en de Regionale Mediaraad die deze nodig hebben om hun functies adequaat te kunnen uitoefenen.

De informatie wordt doorgaans verschaft ter voorbereiding van, dan wel tijdens de vergadering van de Raad van Toezicht respectievelijk de Regionale Mediaraad. Indien daartoe aanleiding bestaat, zal de Directie de Raad van Toezicht ook tussentijds van relevante informatie voorzien. De informatie dient volledig te zijn en een getrouw beeld te geven van de gang van zaken binnen de Stichting. De Directie zal de Raad van Toezicht in ieder geval op de hoogte houden ten aanzien van:

ontwikkelingen op het gebied van de positionering en de strategie van de Stichting; de ontwikkeling van aangelegenheden voor de formele besluitvorming waarvan zij de goedkeuring van de Raad van Toezicht behoeft; problemen en conflicten van enige betekenis in de organisatie; problemen en conflicten van enige betekenis in de relatie met derden; de voornaamste risico's verbonden aan de Stichting, alsmede de uitkomsten van de toetsing door het Bestuur van de inrichting en werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem en eventuele significante wijzigingen in dat systeem; gerechtelijke procedures van enig belang; kwesties waarvan verwacht kan worden dat zij in de publiciteit komen, anders dan zaken die tot het normale PR-beleid horen, met dien verstande dat mededelingen over publicaties achteraf aan de Raad van Toezicht worden gedaan.

  • Naast het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid en over de gang van zaken binnen de Stichting dient de Directeur tevens ten minste eens per kwartaal aan de Raad van Toezicht een indicatie te verstrekken omtrent de verwachtingen ten aanzien van de begroting, Hij rapporteert per kwartaal over de financiële gang van zaken aan de Raad van Toezicht.
  • De Directie draagt er voorts zorg voor dat de Raad van Toezicht wordt ondersteund door een vaste secretaresse c.q. notulist en dat de bescheiden van de Raad van Toezicht adequaat worden gearchiveerd. Het archief van de Raad van Toezicht zal te allen tijde toegankelijk zijn voor de leden van de Raad van Toezicht.

Artikel 10 — Waarneming / afwezigheid / vervanging

  • De Directeur is het eerste aanspreekpunt voor de Raad van Toezicht. Bij afwezigheid van de Directeur wordt hij vervangen door een nader door de Directeur aan te wijzen werknemer van de Stichting, die de lopende zaken waarneemt.

Indien beslissingen moeten worden genomen van disciplinaire of budgettaire aard, overlegt de waarnemend Directeur met de Hoofdredacteur. Bij verschil van mening over de te nemen beslissing wordt de voorzitter van de Raad van Toezicht betrokken.

  • Over de consequenties van voorziene afwezigheid vindt tussen de Directeur en zijn plaatsvervanger tijdig overleg plaats.
  • Voor een verlof van de Directeur voor een onafgebroken periode langer dan 4 weken is toestemming van de voorzitter van de Raad van Toezicht vereist. De Directeur informeert de voorzitter over verlof langer dan 1 week aaneengesloten.
  • Bij gelijktijdige afwezigheid van de Directeur en de Hoofdredacteur gedurende een periode van meer dan vier weken wijst de eerstgenoemde in overleg met de voorzitter van de Raad van Toezicht op zo kort mogelijke termijn iemand aan die tijdelijk de taken en bevoegdheden van de Directeur overneemt.
  • Bij afwezigheid of ontstentenis van de Hoofdredacteur wordt hij -in overleg met de Directeur, waarbij de Directeur beslist- vervangen door een van de eindredacteuren, die daarbij gedurende de periode van afwezigheid of ontstentenis van de Hoofdredacteur de verantwoording en beschikking krijgt over alle taken en bevoegdheden van de Hoofdredacteur, bij kortstondige afwezigheid slechts voor lopende zaken en bij langdurige afwezigheid ook voor redactionele beleidszaken.

Artikel 11 — Nevenfuncties & tegenstrijdig belanq

  • De Directeur vervult geen nevenfuncties die strijdig zijn met het belang van de Stichting. Voor zover niet al bij of krachtens een wet bepaald, beperkt de Directeur het aantal van zijn nevenfuncties zodanig dat een goede taakvervulling is gewaarborgd,
  • De Directeur meldt al zijn nevenfuncties aan de Raad van Toezicht. Voorafgaande toestemming van de Raad van Toezicht is vereist bij betaalde nevenfuncties en bij onbetaalde nevenfuncties met een potentieel tegenstrijdig belang.
  • De nevenfuncties van de Directeur worden in het jaarverslag vermeld.
  • Uitgangspunt is dat iedere vorm van tegenstrijdigheid, of de schijn daarvan, tussen de persoonlijke belangen van de Directeur en het belang van de Stichting en zijn organisatie, wordt voorkomen.
  • Als de Directeur voorziet dat (de schijn van) een tegenstrijdig belang of onverenigbaarheid zou kunnen optreden, meldt hij dit terstond aan de voorzitter van de Raad van Toezicht. Als zich naar het oordeel van de Raad van Toezicht een incidentele tegenstrijdigheid of onverenigbaarheid van belangen voordoet, anders dan een situatie die hoe dan ook al door de Mediawet 2008 niet wordt toegestaan, en waarvan de bezwaren kunnen worden opgelost door een tijdelijke voorziening, dan werkt de Directeur aan die voorziening mee. Als naar het oordeel van de Raad van Toezicht een meer dan incidentele tegenstrijdigheid of onverenigbaarheid van belangen aan de orde is, dan vindt overleg plaats over de dan ontstane situatie tussen de Directeur en de Raad van Toezicht teneinde te bezien op welke wijze aan deze situatie onverwijld een einde kan worden gemaakt.
  • Er is in ieder geval sprake van een (potentieel) tegenstrijdig belang indien de Directeur in privé of anderszins, direct dan wel indirect, dan wel zijn echtgeno(o)t(e), geregistreerde partner of een andere levensgezel, (pleeg)kind en bloed- en aanverwanten tot in de tweede graad partij is bij een zakelijke transactie waarbij de Stichting eveneens als partij optreedt.
  • De Stichting verstrekt aan de Directeur geen persoonlijke leningen, garanties of andere zekerheidsstellingen.
  • De Directeur neemt van de organisatie geen schenkingen aan of bedingt deze voor zichzelf of zijn naasten, verschaft zichzelf geen ongerechtvaardigd voordeel ten laste van de organisatie en benut geen zakelijke kansen die de organisatie toekomen voor zichzelf of zijn naasten.
  • De volledige bezoldiging van de Directeur wordt vermeld in de jaarrekening, inclusief eventuele wachtgeldregelingen en pensioenvoorzieningen.

Artikel 12 — Beoordeling

In het jaarlijkse verslag van het Bestuur legt de Directeur op hoofdlijnen verantwoording af over:

de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de doelstellingen van de organisatie op korte en de lange termijn, inclusief de daarbij onderkende risico's en onzekerheden; de inrichting en adequate werking van het interne risicomanagement- en controlesysteem in het verslagjaar; de interne beheersingsmaatregelen die zijn getroffen met het oog op de naleving van de geldende wet- en regelgeving en op de wijze waarop de Directie in het verslagjaar zorg heeft gedragen voor een cultuur die is gericht op het vervullen van de publieke mediaopdracht volgens de daarvoor geldende wet- en regelgeving. In de jaarrekening legt de Directeur verantwoording af over de besteding van alle middelen overeenkomstig het Handboek financiële verantwoording.

Artikel 13 — Beoordeling

  • De Directeur wordt in een met hem/haar te houden beoordelingsgesprek tenminste eenmaal per jaar formeel beoordeeld door de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Toezicht.
  • De Directeur wordt beoordeeld op zijn specifieke taken, alsmede op zijn bijdrage aan het functioneren van de gehele organisatie van de Stichting.
  • De bevindingen en afspraken worden uitgesproken door de voorzitter van de Raad van Toezicht en schriftelijk vastgelegd.
  • De Raad van Toezicht stelt de arbeidsovereenkomst met de Directeur vast, waarin onder meer opgenomen zijn:
  • de functieomschrijving;
  • bezoldiging;
  • pensioenvoorziening,

De voorzitter van de Raad van Toezicht en de voorzitter van de Regionale Mediaraad worden als informanten betrokken bij de beoordeling. Indien de strekking van een voorgenomen beoordeling daartoe aanleiding geeft, informeert de Directeur tijdig tevoren de Raad van Toezicht, i.c. de voorzitter en het lid dat in het bijzonder belast is met zaken op het gebied van personeel en organisatie. Genoemde leden van de Raad van Toezicht ontvangen verslagen van de beoordelingsgesprekken die de Directeur met de Hoofdredacteur voert.

Artikel 14 — Vertegenwoordiging

  • De vertegenwoordiging van de Stichting in en buiten rechte is vastgelegd in artikel 13 van de statuten van de Stichting.
  • Het behoort tot de goede omgang van de Directeur met de Raad van Toezicht dat:
  • bij gevoelige kwesties de Directeur de voorzitter of een ander op het betreffende gebied specifiek verantwoordelijk lid van de Raad van Toezicht tijdig om advies vraagt;
  • in de externe contacten optimaal gebruik wordt gemaakt van de expertise en netwerken van leden van de Raad van Toezicht en de Regionale Mediaraad;
  • het initiatief voor de handelwijze genoemd onder a. en b. berust bij de Directeur die daarop kan worden aangesproken.

Artikel 15 Inwerkingtreding statuut

Dit statuut treedt in werking met ingang van 22 april 2020 en vervangt alle Directiestatuten van eerdere datum, zoals het Directiestatuut van 05-03-2012.

Artikel 16 — Wijziging statuut

  • Het Directiestatuut kan worden gewijzigd door de Raad van Toezicht.
  • Het initiatief hiertoe kan uitgaan van de Raad van Toezicht of de Directeur.
  • Voorafgaand aan een wijziging van dit statuut zal de Raad van Toezicht de Directie raadplegen.

Artikel 17 — Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, wordt beslist door de Raad van Toezicht.

Aldus goedgekeurd en vastgesteld door de Raad van Toezicht van de Stichting Omroep het namens de Stichting aanstellen en ontslaan van werknemers van de Stichting, met inachtneming van de CAO voor het omroeppersoneel;het optreden als bestuurder als bedoeld en bepaald in de Wet op de Ondernemingsraden; twee keer per jaar vindt er een bespreking plaats van de OR met een delegatie van de Raad van Toezicht van ten minste twee leden, onder wie het lid dat in het bijzonder is belast met zaken op het gebied van personeel en organisatie;In de Statuten is bepaald voor welke besluiten van de Directie de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht is vereist.De volgende punten zijn onderwerp van overleg tussen Directeur en Hoofdredacteur alvorens de Directeur ter zake een beslissing neemt: Wanneer tussen de Directeur en de Hoofdredacteur een onoverbrugbaar verschil van mening bestaat over het redactionele beleid voor zover dat de uitgangspunten, beginselen of doelstellingen alsmede de eventueel daarop gebaseerde richtlijnen betreft, zal de voorzitter van de Raad van Toezicht worden gevraagd te bemiddelen.